FvD en PVV: "Verantwoordings- en informatieplicht"

Gepubliceerd op: 22 september 2021 21:09

De fracties FvD en PVV hebben op 21 september schriftelijke vragen gesteld over de verantwoordings- en informatieplicht, vastgelegd in de Provinciewet.

"Vraag 1: Heeft het college van GS, en heeft de CvdK als bestuursorgaan kennis genomen van de de uitspraak van de Raad van State van 30 juni 2021 (ECLI:NL:RVS:2021:1395)? Hoe luidt de juridische analyse die beide bestuursorganen hierover hebben. Indien u hiervoor een advies heeft laten opstellen danwel ontvangen, wilt u deze dan zsm aan ons en aan de staten toezenden?

Vraag 2: Op 22 september 2016 stelde de minister van nu) EZK, de heer Kamp, samen met zijn collega mevrouw Schultz van Haegen. het Inpassingsplan "Windpark De Drentse Monden en Oostermoer" vast (rapportnummer 212x01173.082618_12). Op diezelfde dag stelden zij ook een viertal Omgevingsvergunningen vast, te weten: voor het deelgebied cluster DEE (aanvraagnummer: OLO-1959925); voor het deelgebied OM (aanvraagnummer: OLO-1961171); voor het deelgebied RH (aanvraagnummer: OLO-1957363); en voor het deelgebied DEE (aanvraagnummer: OLO-1961651).

In het Inpassingsplan wordt het "Activiteitenbesluit milieubeheer" (hierna: Abm) in meerdere opzichten gebruikt als toetsingskader, onder meer met betrekking tot geluid (paragraaf 6.2), slagschaduw (paragraaf 6.3) en externe veiligheid (paragraaf 6.4). Dit geldt ook voor de vier Omgevingsvergunningen. Zie onder meer: de paragrafen 2.1, 3.5, 3.6 en 3.8 in elk van die vergunningen.

Vast staat derhalve dat het besluit tot vaststelling van het Inpassingsplan genomen werd mede op basis van voorschriften van het Abm. Daarmee staat ook vast dat ingevolge de uitspraak van de Raad van State van 30 juni 2021 (ECLI:NL:RVS:2021:1395) dat besluit onrechtmatig is. Immers, zoals de Raad van State in overweging 49 van die uitspraak oordeelt: de ministers hebben hun standpunt dat het Inpassingsplan ruimtelijke aanvaardbaar is, mede gebaseerd op de veronderstelling dat het windpark zich bij de bouw en exploitatie moet houden aan de rechtstreeks werkende voorschriften van het Abm; van die veronderstelling hadden de ministers niet uit mogen gaan nu die voorschriften in strijd zijn met het Unierecht wegens het ontbreken van een voorafgaande milieubeoordeling; en derhalve is het besluit tot vaststelling van het Inpassingsplan in strijd met de zorgvuldigheidseisen van de artikelen 3:2 en 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb).

Dezelfde conclusie geldt voor de (vier) Omgevingsvergunningen. Ook in de besluiten tot vaststelling van deze vergunningen, alsmede in de daaraan ten grondslag liggende milieubeoordelingen, werd (mede) uitgegaan van de voorschriften van het Abm, in elk geval ter zake van geluid, slagschaduw en externe veiligheid. Die voorschriften hadden, zoals de Raad van State oordeelt, buiten toepassing moeten blijven wegens strijd met het Unierecht. Nu die voorschriften wel werden toegepast, is er ook voor de besluiten tot vaststelling van de Omgevingsvergunning sprake van strijd met de artikelen 3:2 en 3:46 van de Awb.

De uitspraak van de Raad van State van 30 juni 2021 is eenduidig en helder. De conclusie is dat de besluiten tot vaststelling van het onderhavige Inpassingsplan en de onderhavige Omgevingsvergunning onrechtmatig zijn wegens strijd met het Unierecht. Die onrechtmatigheid staat vast en kan niet worden betwist.
Is het college van GS het met deze conclusie eens?

Vraag 3
Hoe is het mogelijk geweest dat het college van GS en de CvdK deze onrechtmatigheid in het besluitvormingsproces is ontgaan? Terwijl beiden bestuursorganen gehouden zijn o.b.v. het EU Oprichtingsverdrag loyaal de EU wet- en regelgeving uit te voeren !
Wat hebben beide bestuursorganen - zowel o.g.v. hun verdragsverplichting als o.g.v. hun toezichthoudende taken o.b.v. de Provinciewet - gedaan om te toetsen aan de EU regelgeving? Wilt u de stukken en aan u gegeven adviezen daarover aan ons overleggen?

Vraag 4
Indien beide bestuursorganen in het geheel niet in het besluitvormingsproces hebben geïntervenieerd ten gunste van toetsing aan de EU regelgeving, wat is hiervan dan de reden? En welke consequenties verbinden beide bestuursorganen daaraan?

Vraag 5
Zijn beide bestuursorganen bereid zo spoedig mogelijk alsnog ertoe bij te dragen en actie te ondernemen om de in strijd met het Unierecht ontstane situatie in de Veenkoloniën ongedaan te maken?

Vraag 6
Is het college en is de CvdK ieder in zijn eigenstandige verplichting als onderdeel van de nationale bestuursorganen om het Unierecht trouw uit te voeren zich ervan bewust dat in het dossier De Monden en Oostermoer de uitvoering van de SMB richtlijn tot meer rechtszekerheid en een betere bescherming van de gezondheid van de burgers en het milieu had kunnen leiden?

Vraag 7
Is het college, is de CvdK bereid compenserende acties in het belang van de bevolking te overwegen?

Vraag 8
Is het college, is de CvdK bereid bestuurlijke ondersteuning te geven aan initiatieven van andere bestuursorganen en vanuit de bevolking om alsnog de EU regelgeving uit te doen voeren en daarvoor ook de nodige stappen te doen richting ministeries van EZK en I&M?


Namens de fracties van FVD en de PVV,
Hendrikus Velzing
Nico Uppelschoten"